Bijkomende operaties

Bijkomende ingrepen om een borstreconstructie te vervolledigen

Een borstreconstructie verloopt gewoonlijk in 3 stappen:

  1. Het borstvolume wordt hersteld door middel van een implantaat of door de transplantatie van lichaamseigen huid en vetweefsel 
  2. Een tweede ingreep, zes maanden later, zal dienen om de symmetrie tussen de borsten te bereiken. 
  3. Tenslotte wordt in een laatste stadium de tepel gereconstrueerd waarbij men ook een tatoeage van de tepel en het tepelhof uitvoert. Vaak wordt ook het tepelhof van de andere zijde getatoeëerd om een gelijkaardige kleur te bekomen.
    Indien de reconstructie gebeurde met een expander, kan het volume stelselmatig aangepast worden door injectie van vloeistof via een klein poortje in het implantaat. Wanneer het definitieve volume bereikt is, kan de expander vervangen worden door een definitieve silicone prothese. Wanneer dit permanent implantaat geplaatst is, kan het borstvolume echter niet meer gecorrigeerd worden. Indien het borstvolume opnieuw gewijzigd dient te worden, is een nieuwe ingreep noodzakelijk.

Onmiddellijk na een reconstructie met transplantatie met lichaamseigen weefsel kan de vorm van de borst wat onnatuurlijk ogen. De eerste maanden na de ingreep zal de zwaartekracht echter haar werk doen, en de borst zal een meer natuurlijke vorm aannemen.

De transplantatie van de vrije weefselflap en de initiële vormgeving is slechts een eerste stap in het bereiken van een volledige en natuurlijke borstreconstructie. Volgens de principes van de beeldhouwkunst zullen we tijdens de eerste ingreep een borst creëren die iets groter is dan het gewenste volume en dewelke het beoogde resultaat zoveel mogelijk benadert. Het is onmogelijk om een definitief resultaat te bekomen in één enkele procedure. Men zal dus met opzet meer vet transplanteren dan nodig, aangezien het eenvoudiger is om vet te verwijderen dan om dit opnieuw toe te voegen. In een tweede operatie 6 maanden later, kan men op specifieke plaatsen weefsel van de flap aspireren of chirurgisch reseceren. Dit zal de symmetrie tussen de borsten verbeteren, wat ook het einddoel van de ingreep is. Wanneer er meer vetweefsel nodig is, kan lipofilling aangewend worden om wat meer volume toe te voegen: op een specifieke plaats om de vorm te verbeteren, of ter hoogte van de hele flap wanneer een zekere volumetoename vereist is. Een borstvergroting met prothesen is mogelijk, maar wordt steeds minder uitgevoerd, aangezien de resultaten van lipofilling steeds betrouwbaarder en succesvoller worden. Een tepelreconstructie wordt ook uitgevoerd, waarbij men gebruik maakt van de gemodificeerde C-V flap. Daarnaast kunnen er ook littekencorrecties plaatsvinden. Wanneer er een enkelzijdige borstreconstructie plaatsvond kan tijdens een tweede operatie ook de andere, natuurlijke borst gecorrigeerd worden.

Tepelreconstructie

Ter hoogte van de gereconstrueerde borst kan een tepelreconstructie uitgevoerd worden, gebruik makend van de huid van de flap. Dit kan gebeuren wanneer de gereconstrueerde borst haar uiteindelijke positie bereikt heeft en wanneer de gewenste symmetrie wat betreft vorm en volume tussen beide borsten bekomen werd.

Men creëert een soort van klaverbladpatroon waarbij men vervolgens de huid kantelt en draait (fig. 1). Nadien blijft een klein rechtlijnig litteken achter dat in een volgende fase gecamoufleerd zal worden met het tatoeëren van de pigmentatie van het tepel-tepelhof complex. Na de ingreep wordt een beschermend verbandje aangebracht rondom de nieuwe tepel, voor een periode van vier weken.


Fig. 1 een eenvoudige techniek om de tepel te reconstrueren


Het aanleggen van het tepelhof gebeurt enkel aan de hand van een tatoeage. Het gebruik van huidgreffen, afkomstig van andere delen van het lichaam, wordt niet langer aanbevolen. De tatoeage gebeurt 3 à 4 maanden na de laatste chirurgische ingreep ter hoogte van de tepel. Het tepelhof wordt aan beide zijden getatoeëerd, om een gelijke kleur te bekomen, wat bovendien het “reconstructie-effect” verdoezelt.

De andere, niet-aangetaste (contralaterale) borst

Het is mogelijk dat in een tweede stap enkele kleine aanpassingen ter hoogte van de andere borst noodzakelijk zijn. Het doel hiervan is symmetrie te bereiken op het gebied van vorm en volume. De keuze om ook de niet-aangetaste zijde te opereren wordt uitvoerig met elke patiënte besproken bij de start van het reconstructief proces. Tijdens de eerste consultatie zal men doelstellingen op lange termijn overeenkomen. Er zal gepeild worden naar de opinie van de patiënte over de niet-aangetaste borst. Indien de patiënte tevreden is over de vorm en het volume van de niet-aangetaste borst, dan zal deze dienen als een model voor de borstreconstructie.

Indien de patiënte echter niet tevreden is over de niet-aangetaste borst, kan men deze corrigeren in een later stadium. Tijdens de eerste ingreep zal dan getracht worden om een borst te reconstrueren die overeenstemt met de lichaamsbouw van de patiënte. In een tweede tijd kan de niet-aangetaste borst gecorrigeerd worden zodat deze overeen zal komen met de gereconstrueerde borst. Hier dient de gereconstrueerde borst dus als een model voor de aanpassing van de niet-aangetaste borst.

Tot de mogelijke correcties van de niet-aangetaste borst behoren de borstvergroting, de borstverkleining en de lifting van de borst (zie ook de respectievelijke hoofdstukken). Indien er een verhoogd risico op borstkanker bestaat, kan een profylactische mastectomie ter hoogte van de niet-aangetaste zijde overwogen worden, waarbij een beiderzijdse borstreconstructie zal worden aangeboden.

Referenties

Weelisch DK, Schain WS, Noone RB, Little JN. The psychological contribution of nipple addition in breast reconstruction. Plast Reconstr Surg. 1987;80:699-704.

Kroll SS, Reece GP, Miller MJ, et al. Comparison of nipple projection with the modified double-opposing tab and star flaps. Plast Reconstr Surg. 1997;99:1602-1605.

Anton MA, Eskenazi LB, Hartrampf CR Jr. Nipple reconstruction with local flaps: star and wrap flaps. Perspect Plast Surg. 1991; 5:67–78

Cronin ED, Humphreys DH, Ruiz-Razura A. Nipple reconstruction: The S flap. Plast Reconstr Surg. 1988;81:783–787.
Rubino C, Dessy LA, Posadinu A. A modified technique for nipple reconstruction: the ‘arrow flap’. Br J Plast Surg. 2003:56;(3):247–251.

Losken A, Mackay GJ, Bostwick J III. Nipple reconstruction using the C-V flap technique: a long-term evaluation. Plast Reconstr Surg. 2001;108:361-369.

Shestak KC, Gabriel A, Landecker A; et al. Assestment of long-term nipple projection: a comparison of three techniques. Plast Reconstr Surg. 2002;110:457-463.

Images

Screen Shot 2013-07-04 at 17.45.29.png